Ik lig in het ziekenhuisbed en ik probeer de geluiden die uit het bed tegenover me komt te definiëren. Ik weet niet of het boeren of winden zijn. Misschien wel allebei. In ieder geval lijkt de oudere heer die ze produceert er zelf geen enkele moeite mee te hebben. Ik daarentegen sluit de gordijnen rondom mijn bed en bel naar huis. Terwijl mijn stem dichtknijpt vertel ik Alexander dat ik opgenomen ben. Longontsteking en longvliesontsteking.

 

Nog geen anderhalf uur geleden zat ik in de wachtkamer van de polikliniek longgeneeskunde. Omdat ik de afgelopen weken zoveel hoestte en pijn bij het ademen had, stond er al een afspraak gepland met de longarts. Dus toen ik vanmorgen wakker werd en nauwelijks nog kon inademen van de pijn, wist ik dat het mis was. Zowel zitten als liggen zorgden voor niet te hanteren steken op mijn borst en rug. Alleen lopen verlichtte iets. Ik pakte mijn tas en deed er ook maar een tandenborstel in, samen met een set schone kleren en een tijdschrift. Ik wist dat ik na mijn polibezoek niet zomaar naar huis zou gaan.

 

“Wat is dat toch met die vrouwen die altijd alles maar zelf willen doen. Je kan ook hulp vragen hè?” De longarts stak niet onder stoelen of banken dat hij het maar niks vond dat ik alleen naar het ziekenhuis was gekomen. “Er zijn mensen die voor deze klachten een ambulance bellen en jij komt in je eentje met de auto.”
En ik weet dat hij gelijk heeft, maar ik weet ook niet hoe het anders moet. Als gezin met een zorgenkindje sta je onder zulke hoogspanning. We lopen allemaal op onze tenen en doen meer dan we eigenlijk aankunnen. Maar er is geen andere keuze dan doorgaan en het leven zo goed mogelijk blijven leven. Met ladingen paracetamol, dat dan weer wel. Dus toen ik vanmorgen deze helse pijnen voelde, besloot ik om alleen naar het ziekenhuis te gaan. Want als Alexander met me mee zou gaan, had ik eerst nog opvang voor de kinderen moeten regelen. En die energie had ik niet meer. Dus stapte ik in de auto met een hoge dosis pijnstilling en een geforceerde glimlach. Want moeders zijn onbreekbaar, toch?

 

En nu lig ik hier in een ziekenhuisbed en druppen pijnstilling en antibiotica door het infuus mijn lichaam in. En hoe meer mijn pijn verdoofd wordt, hoe meer verdriet ik voel. Verdriet om het hebben van een ziek kind, verdriet om het feit dat ik niet overeind ben gebleven en verdriet om de onrechtvaardigheid van de situatie. Maar het rottigst voel ik me om het feit dat ik vanavond het eerste kerstdiner op school van mijn dochtertje mis. Mijn lieve kleuter, die al de hele week uitkijkt naar samen nageltjes lakken en haar mooie jurk aandoen. Die haar haren in een vlecht wil en me dolgraag de versierde klas wil laten zien. Ondanks dat ik weet dat het niet mijn schuld is, voel ik me schuldig. Ik ben er niet voor haar.

 

Als ik Alexander spreek vertel ik hem dat hij haren zal moeten vlechten. Dat hij nageltjes moet gaan lakken. En dat hij als de wiedeweerga naar me toe moet komen. Want ik kan het niet alleen.