Daar ligt hij in het grote ziekenhuisbed van het AMC zijn narcose uit te slapen. Zijn perfecte gezichtje toont vredig, zijn lange wimpers liggen op zijn bleke wangen. In de hoek van het bed ligt z’n nieuwe Batmanpoppetje. Voor Timo de personificatie van stoer.

Ik zit naast hem en wacht totdat hij zijn ogen zal opendoen. Het duurt lang, maar inmiddels weet ik dat het loont om hem te laten slapen totdat hij zelf wakker wordt. Na vorige operaties wekte ik hem zachtjes. Ik wilde dat hij bijkwam, zeker weten dat hij niet in de narcose zou blijven.

Maar nu zit ik en wacht ik. Het tijdschrift dat ik heb meegenomen ligt ongelezen naast me. De beker Starbuckskoffie is inmiddels zo afgekoeld dat hij niet lekker meer is. Toch neem ik zo nu en dan gedachteloos een slok.

Ik staar naar mijn veel te grote groene operatiepak. Hoe vaak heb ik dit pak inmiddels aangehad? Hoe vaak heb ik al naast het bed van mijn zoontje gezeten, hopend dat deze operatie alles beter zou maken of in ieder geval antwoord zou geven op de vele vragen die nog onbeantwoord waren?

De verpleegkundige komt af en toe langs en checkt de monitoren. Het ziet er goed uit, volgens hem. Hij zegt dat Timo geen pijn lijkt te hebben. Geroutineerd noteert hij waardes die voor hem aan de orde van de dag zijn. Een quasi nonchalant grapje moet mij gerust stellen. Ik vermoed dat ik deze beantwoord met een glimlach. Maar misschien ziet hij alleen iets wat niet verder komt dan een grimas. Hij zal het gewend zijn.

En dan ineens klinkt daar het allerliefste stemmetje ter wereld. Nog schor van de intubatie en onvast door de narcose. Ik draai me om en zie zijn bruine ogen vanonder zijn wimpers naar me kijken. Vragend, angstig, maar helder. Instinctief weet ik dat het is gelukt. Dat de afgelopen jaren van ziekenhuisopnames, operaties, therapieën en polibezoeken niet voor niks zijn geweest. Dat ik niet voor niks mijn baan heb moeten opgeven en mijn carrière op hold heb moeten zetten. Dat ik in drie jaar tijd meer heb geleerd over mezelf dan in de vijfendertig jaar daarvoor en dat me dat een beter mens en een betere moeder heeft gemaakt.

Onze ogen vinden elkaar en onze blikken blijven een paar seconde hangen. Zijn blik dwaalt vervolgens af naar zijn gespalkte onderarm waarin het infuus zit en een frons trekt over zijn voorhoofd. Ik buig voorover, druk mijn lippen op zijn wang en fluister “Dag lief mannetje, je bent er weer. Alles is goed gegaan.” Een kleine glimlach verschijnt om zijn lippen en opnieuw wil hij me iets zeggen. Ik moet vooroverbuigen om hem te verstaan. Zachtjes hoor ik in mijn oor: “Mama, waar is mijn Batmanpoppetje?” Op dat moment ben ik dankbaarder dan ik ooit ben geweest. Ik geef hem zijn plastic Batmanfiguurtje aan en hij omklemt het als zijn grootste schat. Een superheld voor een superheld.