Samen met Alexander en Timo loop ik de lange gang door in het academische ziekenhuis. De gang waar nauwelijks daglicht binnenkomt, maar die desondanks lichter voelt dan ooit. Waar we talloze keren met lood in ons benen naar binnen zijn gelopen, maar die we nu met opgeheven hoofd doorkruisen. Zojuist kregen we het bericht dat Timo’s PEG-sonde eruit mag. Hij eet goed genoeg om het weer op eigen kracht te kunnen doen.

Twee jaar zat er tussen het plaatsen van de PEG-sonde en het moment van verwijderen. Twee jaar waarin Timo stap voor stap weer leerde eten en durfde te vertrouwen op zichzelf. We hebben gestreden hebben voor dit moment. En ondanks het gevoel van euforie, golft er een onrustige kriebel door mijn buik.

Hoewel ik aanvankelijk tegen de plaatsing van de PEG-sonde opzag, was het de beste beslissing die we – gezien Timo’s groeiachterstand-  hadden kunnen nemen. De sondevoeding stelde zeker dat Timo voldoende calorieën binnenkreeg. Hij groeide, bloeide op en veranderde van een zieke dreumes in een levendige peuter. De sonde zorgde voor controle en meetbaarheid. En nu dit wegvalt, moet ik weer durven vertrouwen op Timo’s wil en durf om te eten. Spannend vind ik het, want ik weet hoe mis het kan gaan.

Ook verbaas ik me over mijn melancholische gehechtheid aan gewoontes die ik eigenlijk helemaal niet wil. Het streekziekenhuis in de buurt voelt haast huiselijk, het academisch ziekenhuis als bekend terrein. De kinderarts heb ik de afgelopen jaren vaker gezien dan mijn eigen vriendinnen. De verpleegkundigen van de thuiszorg waren mijn sociale contacten.

De gedachte aan het moeten missen van logopediste Ivette, veroorzaakt een brok in mijn keel. Twee jaar lang kwam ze meerdere keren per week bij ons thuis. Ze zag ons in het diepste dal en liep langs de zijlijn mee terwijl we opkrabbelden. Met het verwijderen van de PEG-sonde, verdwijnen vertrouwde plaatsen en dierbare gezichten.

In de lange gangen van het ziekenhuis pakt Timo onze handen. Ik omsluit zijn zachte jongenshandje en strijk er met mijn duim overheen. Hij huppelt tussen ons in en zingt. Wanneer hij naar ons lacht zijn de kuiltjes in zijn wangen diep en liever dan ooit.

Ik buig me naar hem toe en zak door mijn knieën. “Lieverd, je slangetje mag eruit. Je gaat binnenkort weer helemaal zelf eten.” De kuiltjes verdwijnen, het zingen stopt. Een fronsrimpel verschijnt op zijn gezicht. “Maar mama, dat wíl ik niet. Dan ga ik mijn slangetje missen.”

En dan realiseer ik me dat de sonde een wezenlijk onderdeel van hem is. De slang komt uit zijn buik en is letterlijk met hem verweven. Hij weet niet beter dan dat het een deel van zijn lichaam is. Ook hij zal vertrouwde gewoontes moeten gaan loslaten.

Ik til hem op en druk hem tegen me aan. Zijn blonde haartjes kriebelen in mijn neus. Hij klemt zijn armen stevig om mijn nek. Ik fluister in zijn oor dat ik snap dat het gek is, maar dat hij het kan. Omdat hij mijn dappere dodo is en hij voor zoveel hetere vuren heeft gestaan. Want feit is dat het gaat gebeuren. Nog een laatste operatie, voordat Timo weer een jongetje zonder slangetje is.