Ik ben sirenegek. Het is als volwassen vrouw gênant om te zeggen, maar zodra ik sirenes hoor, moet ik weten wat er aan de hand is. Ik check apps zoals 112meldingen en p2000. Ook raadpleeg ik Twitter in de hoop dat andere sensatiebelusten al een eerste update hebben gedaan. Als de sirenes echt dicht in de buurt zijn, ga ik zelfs weleens buiten kijken.

Het is iets genetisch; ik heb het van mijn vader. Ook mijn neef, die in de buurt woont, heeft het. We bellen elkaar zodra er iets aan de hand lijkt te zijn. Een traumaheli op het sportveldje achter onze huizen of een uitslaande brand in de buurt; wij staan van een afstandje te kijken.

In mijn jeugd –in het tijdperk voor de mobiele telefonie- woonde ik direct aan de hei. Als er daar brand of een ongeval was, werd er altijd bij ons aangebeld om het alarmnummer te bellen. Samen met buurkinderen sprongen we achterop de brandweerauto’s die met regelmaat op broeierige zomeravonden heidebranden kwamen blussen.

Begrijp me niet verkeerd. Ik vind het vreselijk dat er mensen zijn die op dat moment lijden. Ik ga dan ook nooit kijken bij het daadwerkelijke ongeval. Het gaat me om het geluid van de sirenes en het blauw van de zwaailichten. Het veroorzaakt een mengeling van angst en fascinatie, die aantrekt en afstoot tegelijkertijd.

In de talloze keren dat Timo opgenomen was, kwam ik dan ook volledig aan mijn trekken. Waar de aankomsten van ambulances in de academische ziekenhuizen vaak ondergronds of binnen zijn, arriveren de ziekenwagens in ons streekziekenhuis behoorlijk in het zicht. Vanaf bepaalde kamers op de kinderafdeling kijk je recht op de ingang van de spoedeisende hulp.

De eerste paar opnames zat ik met mijn neus tegen het raam gedrukt als er een vertrok of aankwam. En als Timo in een kamer verderop in de gang lag –met minder goed zicht- was ik toch een beetje teleurgesteld.

Hoe anders is het nu. Timo is sinds de plaatsing van de PEG-sonde niet meer opgenomen geweest. Sowieso komen we weinig in het ziekenhuis momenteel. Af en toe meten en wegen om zijn gewichtscurve in de gaten te houden. De rest van de begeleiding vindt plaats aan huis.

Zelf hoop ik voorlopig ook uit het ziekenhuis weg te blijven. Na een jaar vol long- en hartvliesontstekingen is het welletjes en hou ik me koest. Ik heb meer ziekenhuisafdelingen en –poliklinieken gezien dan me lief is. Dan maar geen sirenebevrediging.

Eindelijk komen we als gezin langzaamaan weer in een rustiger vaarwater. Timo heeft natuurlijk nog zijn PEG-sonde en de eettherapie is intensief. Mijn agenda is grotendeels gevuld met medische afspraken. Maar sinds het opzeggen van mijn baan is de ruimte er en accepteer ik het als iets wat nou eenmaal zo is.

Ons gezin transformeert stapje voor stapje weer naar ‘normaal’. En ik zet ‘normaal’ bewust tussen aanhalingstekens, want wat is normaal? Gezonde kinderen? Een agenda met steeds minder medische afspraken? Moeders die geen sirenegek zijn?

Normaal is voor iedereen anders. En voor ons gezin is normaal dat een jongetje met een slangetje uit zijn buik en zijn moeder helemaal uit hun dak gaan van zwaailichten en sirenes.